Training – Oefenen met observeren
(10 minuten)
Mijn JINC – vrijwilliger – Sollicitatietraining
(10 minuten)
Mijn JINC – vrijwilliger – Sollicitatietraining
Begin dit onderdeel van de training met uitleg over de eerste indruk. Vraag je leerlingen hoe snel ze denken dat mensen een beeld van elkaar vormen. Het antwoord zal hen verbazen: uit onderzoek blijkt dat het slechts 1/10 van een seconde duurt voor mensen een oordeel klaar hebben.
Vertel ook dat het moeilijk is om een slechte eerste indruk bij te stellen, maar dat je je na een goede eerste indruk best een foutje kunt permitteren. Daardoor begrijpen de leerlingen hoe belangrijk het is.
Het is tijd om te oefenen met observeren. De trainers spelen een gesprekssituatie na, waarbij er één de sollicitant is en één de werkgever. Die laatste zorgt ervoor dat elk rollenspel niet langer dan 30 seconden duurt.
Dit zijn drie goede situaties om na te doen:
Trainer 1 (de sollicitant) komt chagrijnig binnen en geeft bij binnenkomst geen hand aan trainer 2 (de werkgever). Ook slaat hij de deur te hard dicht, gaat zonder uitnodiging zitten, maakt geen oogcontact en stelt een brutale eerste vraag (‘wat verdient het?’).
Trainer 1 speelt een sollicitant wiens woorden niet overeenkomen met zijn houding: hij zegt dat hij heel enthousiast is over de baan, maar uit zijn slappe handje bij binnenkomst, zijn gesloten, onderuitgezakte zithouding, monotone manier van praten en korte antwoorden blijkt het tegendeel.
Trainer 1 speelt een goede sollicitant. Hij komt binnen, glimlacht, geeft trainer 2 een stevige hand en maakt goed oogcontact, hij wacht met zitten totdat de werkgever hem daartoe uitnodigt en geeft open antwoord op de eerste vraag.
Bespreek na elke ronde wat de leerlingen hebben gezien. Je kunt antwoorden verwachten als ‘u was chagrijnig’ of ‘u was verlegen’. Vraag ze waarom ze die woorden gebruiken en laat ze daarbij objectief waarneembaar gedrag benoemen, zoals ‘maakt geen oogcontact’, ‘geeft geen hand’ of ‘zit onderuit gezakt’.
Als leerlingen dit lastig vinden, kun je hen helpen door te vragen naar stem (spreektempo, volume, duidelijk verstaanbaar praten, intonatie, u zeggen) en houding (open of gesloten manier van zitten, oogcontact, hand geven, aankloppen, glimlachen). Leg moeilijke begrippen uit.
Vertel daarna wat het verschil is tussen gedrag (observatie van feiten) en effect (wat het gedrag met anderen doet).
Bespreek na elke ronde welk objectief gedrag de leerlingen hebben waargenomen en wat het effect hiervan was op hen. Leg tenslotte de link naar solliciteren: benoem wat de consequenties van het gedrag en effect zijn. Zoals: is je lichaamshouding gesloten, dan kom je ongeïnteresseerd over en is de kans groter dat je niet wordt aangenomen.