De opbouw van TaalTrip
Mijn JINC – leerkracht – TaalTrip
Mijn JINC – leerkracht – TaalTrip
TaalTrip verloopt in vier stappen:
1. voorbewerken
2. semantiseren
3. consolideren
4. controleren
Stap 1, 3 en 4 vinden plaats in de klas. Stap 2, de kern van het project, is een bezoek aan een locatie. Deze stappen corresponderen met de viertakt woordenschatdidactiek (zie Van den Nulft, D en M. Verhallen (2002)).
40 minuten
Voordat de kinderen op TaalTrip gaan, wordt het bezoek voorbereid in de klas. Met behulp van visueel materiaal maakt de leerkracht de kinderen enthousiast voor het thema en activeert zij de voorkennis.
Bereid de leerlingen in de klas voor op het bezoek. Waar gaan de leerlingen naartoe? Wat weten ze al over het onderwerp? Het doel hiervan is de leerlingen enthousiast te maken voor het onderwerp en hun voorkennis te activeren. Meer informatie over het te gebruiken lesmateriaal vind je bij de lessen vóór de TaalTrip.
90 – 150 minuten, exclusief reistijd
De kern van het project: de trip op locatie, waar de woorden van het thema tot leven komen. Door de woorden in context te zien en onder begeleiding van de Taalgidsen met de woorden aan de slag te gaan, wordt de betekenis voor de leerlingen duidelijk. Afhankelijk van de locatie voeren ze opdrachten uit, maken ze foto’s van de woorden, doen ze proefjes of spelen ze rollenspelen.
5 x 30 minuten
Terug in de klas oefenen de kinderen verder met de woorden in de vorm van een spelletjescircuit. Ook lezen ze zakelijke teksten waarin de woorden voorkomen.
30 minuten
Het project wordt afgesloten met een quiz, waarmee de leerkracht kan zien in hoeverre de leerlingen de woorden beheersen. Het benodigde materiaal voor een TaalTrip dat bestaat uit een handleiding, spelletjes en werkbladen wordt door JINC geleverd.