Lessen vóór de TaalTrip

Mijn JINC – leerkracht – TaalTrip

Op deze pagina vind je de inhoud van de introductie les voorafgaande aan de TaalTrip.

Les 1: Voorbereiden op de TaalTrip

Tijdsduur: 40 minuten

Inhoud en doel

De leerlingen maken kennis met het thema. Wat weten ze er al van? Hebben ze zelf ervaringen over het onderwerp? En aan welke woorden denken ze bij het thema? Deze les bestaat uit 2 deelopdrachten. Ook bereiden ze het bezoek aan de locatie voor.

Na deze les is de voorbewerking gedaan en hebben de kinderen hun woordenschat over het onderwerp opgehaald. De leerlingen weten wat ze kunnen verwachten van de TaalTrip.

Benodigdheden

  • Werkboekje (in veelvoud van het aantal leerlingen geprint)
  • Link naar introducerend filmpje
  • Digi-bord
  • Optioneel: Grote vellen papier en stiften om in kleine groepjes een woordspin te maken

De werkboekjes worden in de opvolgende lessen eveneens gebruikt. Zorg ervoor dat de werkbladen in een mapje worden bewaard of dat ze aan elkaar geniet zitten.

  • Opdracht 1: Introductie van het thema
    • Uitleg door docent  – 5 minuten
    • Bekijken van het filmpje – 15 minuten

    Activiteit
    De docent legt uit wat TaalTrip inhoudt en met welk thema ze de komende tijd aan de slag gaan. Klassikaal wordt het bijbehorende filmpje afgespeeld en nabesproken.

  • Opdracht 2: Wat weet ik al?

    • Uitleg door docent – 2 minuten
    • Opdracht voor kinderen – 10 minuten

    Activiteit
    Maak een woordspin met woorden die de leerlingen al kennen en woorden die ze hebben gehoord in het filmpje.

    Schrijf het thema op het bord. Doe voor hoe je een woord wat te maken heeft met het thema in een woordspin zet.  Laat de leerlingen vervolgens zelf een woordspin maken. Ze schrijven eerst het thema in het midden. Daaromheen komen woorden die al zijn genoemd in het filmpje of die ze al kennen.

    Keuze uit verschillende werkwijzen:

    • Individueel: Gebruik het voorblad van het werkboekje.
    • Groepjes: Geef de leerlingen per groepje een groot vel. Hang de woordspinnen op het bord en vergelijk ze met elkaar. Welke woorden hebben de leerlingen opgeschreven?
    • Klassikaal: Vul gezamenlijk de woordspin op het digibord in.

    Tip: Laat de woordspinnen gedurende het project in de klas hangen. Nieuwe woorden die tijdens het project aan de orde komen kunnen erbij geschreven worden.

  • Opdracht 3: We gaan op TaalTrip

    • Uitleg over TaalTrip ochtend – 8 minuten

    Voorbereiding van het bezoek aan de locatie
    Vertel dat de groep binnenkort op TaalTrip gaat. Naar welke locatie gaan de leerlingen? Op de locatie gaan de leerlingen in groepjes met een begeleider mee, de Taalgids. Hij of zij laat de leerlingen allerlei dingen zien en vertelt erover. Soms mogen de leerlingen ook meehelpen of voeren ze een opdracht uit. Ieder groepje krijgt een woordkaart met woorden erop van dingen die ze tijdens de TaalTrip zien. Iedere keer als ze een woord gezien hebben wordt dit woord op de kaart afgevinkt.

    Er zijn wel een paar regels:

    • bij je groepje blijven;
    • luisteren naar je begeleider;
    • rustig praten en lopen.

    Bespreek deze regels met de leerlingen.

 

Voorbereidingen door de leerkracht

De school is verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de TaalTrip locatie en voor de begeleiding. Afhankelijk van het thema en de grootte van de groep heb je van JINC informatie gekregen over het adres van de TaalTrip en het aantal groepjes.

  • Regel het vervoer. Gaan jullie per bus, auto, lopend of op de fiets? Bepaal de route en vertrektijd.
  • Regel begeleiding: Zorg voor voldoende begeleiding (één volwassene per groepje). Stuur de begeleiders de handout ‘Rol van begeleider TaalTrip’ toe.
  • Maak een groepsindeling

Kijk voor de checklist voor de dag zelf bij praktische informatie.

Bekijk de volgende pagina’s: