Op het speciaal basisonderwijs (sbo) zitten kinderen die moeite hebben met leren of kampen met gedrags- of opvoedingsproblematiek. De doelen bij het sbo zijn hetzelfde als op een reguliere basisschool, maar de leerlingen krijgen meer tijd voor de lesstof, hebben kleinere klassen en er zijn meer deskundigen aanwezig ter ondersteuning.

Soms heeft een leerling echter extra ondersteuning nodig, die de school voor speciaal basisonderwijs niet kan bieden. In dat geval gaat het kind naar het speciaal onderwijs (so). Binnen het so bestaan vier clusters: blinde of slechtziende kinderen, dove of slechthorende kinderen en kinderen met een taal-spraakontwikkelingsstoornis, motorisch of verstandelijke gehandicapte kinderen en kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblematiek.

Na het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs gaan leerlingen naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Hier kunnen zij onderwijs volgen tot het jaar waarin zij 20 jaar worden. Binnen het vso wordt net zoals op het regulier voortgezet onderwijs een onderscheid gemaakt tussen vmbo- havo- en vwo-niveau.

Tips voor tijdens de Bliksemstage

  • Leerlingen van speciaal onderwijs houden van structuur en duidelijkheid. Vertel ze dus tijdens de ontvangst wat het programma is. Maak daarna per onderdeel duidelijk wat er van ze wordt verwacht.
  • Maak gebruik van afbeeldingen of pictogrammen om je verhaal te ondersteunen.
  • De leerlingen hebben een korte spanningsboog. Laat ze niet te lang stilzitten en luisteren, en plan een paar korte pauzes in.
  • Gebruik geen moeilijke woorden. Bij twijfel kun je de leerlingen vragen of ze het begrip kennen.
  • Zorg voor veel sprekende, concrete voorbeelden van werkzaamheden en beroepen. Dat maakt je verhaal voor je toehoorders een stuk duidelijker.
  • Wees tijdens de praktische opdrachten actief aanwezig voor begeleiding en het beantwoorden van vragen.