Je bent rector van zowel het Rijswijks Lyceum als het Van Vredenburch College. Wat voor soort scholen zijn dit?

Het college en lyceum vormen samen één van de weinige brede scholengemeenschappen in de regio. Dit betekent dat we alle vormen van onderwijs aanbieden, van het basis beroepsonderwijs tot aan het gymnasium. Onze leerlingen komen voornamelijk uit Haagse wijken met een sociaaleconomische achterstand, zoals de Schilderswijk en Laak. Als je kijkt naar de omgeving van deze leerlingen, dan zie je dat ze vaak extra drempels moeten nemen voordat ze überhaupt aan leren toekomen. Dit brengt voor ons team de nodige uitdagingen met zich mee.

Inmiddels werken jullie al een paar jaar samen met JINC, hoe ervaar jij deze samenwerking?

De aanpak van JINC vind ik erg professioneel. Je merkt dat er goed is nagedacht over het aanbod en de organisatie daarvan. Daarnaast kan JINC een netwerk ontsluiten waar onze leerlingen niet makkelijk tussen komen. Er is zoveel te koop op de arbeidsmarkt en het is goed dat mijn leerlingen hier kennis over opdoen. Binnen de technische sector hoef je bijvoorbeeld niet altijd vieze handen te maken en de detailhandel kan ook om hele grote bedrijven gaan.

Dat de medewerkers van bedrijven daadwerkelijk onze school binnenkomen, is voor onze leerlingen erg waardevol. Hierdoor krijgen ze het gevoel dat een opdracht (zoals een sollicitatietraining) “echt” meetelt. Vreemde ogen dwingen, en zeker de vreemde ogen van bedrijven die ergens voor staan. Al met al geven de projecten van JINC onze leerlingen een gevoel van trots.

Tijdens de presentatie van het JINC Impactonderzoek nam je deel aan het panel. Hoe was het voor jou, als onderwijsprofessional, om dit onderzoek te lezen?

Het was heel mooi om in een onderzoek bevestigd te krijgen wat je eigenlijk al voelt: dat JINC er toedoet en bijdraagt aan de ontwikkeling van de leerlingen. Daarnaast kwamen er ook verbeterpunten naar boven, wat goed is, want zo kan je je verder ontwikkelen. Het bijzondere was dat deze punten bijna één op één aansloten op de ervaringen die wij hebben in het onderwijs. Zoals het vergroten van ouderbetrokkenheid, want die uitdaging geldt ook voor ons.

Behalve je werk als rector ben je ook aangesloten bij de Gelijke Kansen Alliantie, een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Kan je hier wat meer over vertellen?

Al sinds de oprichting ben ik betrokken bij de Gelijke Kansen Alliantie, juist omdat wij als school natuurlijk middenin dit vraagstuk zitten en we het idee hadden dat we bepaalde zaken anders moesten aanpakken. De GKA heeft ons hier wel echt in ondersteund, bijvoorbeeld op het gebied van professionalisering.

Maar nog veel belangrijker is dat je in een breder netwerk nadenkt over vraagstukken rondom kansenongelijkheid. Toen ik hier net kwam werken heb ik veel in mijn eentje lopen worstelen. Dankzij de GKA heb ik het gevoel gekregen dat ik er niet alleen voor sta. Er zijn meer scholen met dit vraagstuk en we kunnen wat van elkaar leren.

Nelson Mandela zei ooit: “It takes a village to raise a child.” Dat is ook zo. Als je kijkt naar deze doelgroep en de vraagstukken die daar omheen zitten, dan kan je dat eigenlijk niet als school alleen oplossen. Daar heb je anderen voor nodig: van de buurthuizen en leerplichtambtenaren tot aan culturele instellingen en bedrijven die via JINC hier op school komen.

Wat denk jij dat er vanuit de politiek nodig is om kansenongelijkheid op te lossen?

Eigenlijk zou de vrijheid van schoolkeuze aan de kant geschoven moeten worden, zodat leerlingen uit verschillende wijken en met verschillende achtergronden elkaar op school blijven tegenkomen. Als die keuze echter niet gemaakt wordt, dan zal er fors geïnvesteerd moeten worden op de scholen met de meeste achterstanden. En dan bedoel ik ook echt fors, in samenwerking met verschillende partijen.

Zelf heb ik met interesse gekeken naar wat er in Londen gebeurde in de jaren 80 en 90. Daar waren een aantal scholen met grote problemen: de leerlingen hadden enorme achterstanden en eigenlijk wilde er ook niemand meer werken. De regering heeft toen besloten om enorm in deze scholen te investeren, voor minstens twintig jaar lang. Dit heeft er in geresulteerd dat deze scholen nu tot de beste van het land behoren en mensen in de rij staan om er te werken. Het is een project van de lange adem geweest en dat is goed. Soms moet je dingen de tijd gunnen.

Hoe zie jij de toekomst met JINC voor je?

Ik zou heel graag verder willen met JINC om te kijken of we een volgende stap kunnen maken. Ook in het kader van de Rijke Schooldag, een nieuw project waarvoor wij als één van de voorlopers zijn uitverkoren. We hebben al een heel stevig traject, maar ik zou graag willen kijken hoe we dit nog beter kunnen verankeren. Zo valt er bijvoorbeeld te denken aan beroepsgerichte stages voor langere periodes. Het zijn zaken die ik graag verder uitdiep in de toekomst.

Dit interview vond plaats in het kader van de Gelijke Kansen Alliantie, een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Gelijke Kansen Alliantie (GKA) werkt samen met scholen, gemeenten en maatschappelijke partners aan het verbeteren van kansengelijkheid in het onderwijs met aandacht voor thuis, school en de leefomgeving.

Dankzij steun van de GKA kon JINC dit jaar voor de tweede keer de Week van Gelijke Kansen organiseren.